2 januari 2021 - 8 min. lezen
0 reacties 0

In de wintermaanden waarschuwen we vaak voor gladde wegen en moeten de strooiwagens regelmatig uitrukken. Wintergladheid kan echter op veel manieren ontstaan en is niet altijd even makkelijk te voorspellen. Maar in welke weersituaties komt wintergladheid het meest voor? Welke meteorologische condities zijn het meest gunstig om gladheid te doen ontstaan? Na het lezen van deze blog wordt u zelf een specialist in het voorspellen van gladheid!

  • Samen met al onze fans, volgers en weerliefhebbers zijn we op weg naar 15.000 euro in de crowdfunding! 🏆

Deelnemen aan discussie? Ben je geïnteresseerd om deel te nemen als weeramateur of liefhebber van het weer aan het weerforum? Onderaan dit artikel krijg je bliksemsnel & gratis toegang tot alle reacties. Je kan ook je eigen weerfoto’s opladen.

Wintergladheid vs. watergladheid

Gladheid kan op verschillende manieren ontstaan en komt in alle seizoenen voor. In de zomer gaat het meestal om watergladheid of aquaplanning, dit ontstaat na periodes van hevige regenval. In de andere seizoenen kan gladheid ook ontstaan door vrieskou. Maar hét seizoen bij uitstek voor gladde wegen is toch wel de winter. We spreken dan ook vaak over ‘wintergladheid’.

Aquaplaning in het verkeer is verraderlijk en komt in alle seizoenen voor.

Welke vormen van wintergladheid bestaan er?

Wintergladheid komt in allerlei vormen voor en kan zeer verraderlijk zijn. Toch is het meestal niet makkelijk te voorspellen, aangezien een half graadje meer of minder een wereld van verschil kan betekenen en omdat er vaak ook een groot verschil bestaat tussen de temperaturen in de lucht en aan de grond. Voor strooidiensten is het daarom niet altijd evident om te beslissen om al dan niet uit te rukken om zout te strooien op de weg.

Weet u trouwens waarom er zout wordt gestrooid om gladheid tegen te gaan? Dat komt omdat zout de smelttemperatuur verlaagt, waardoor ijs en sneeuw reeds bij een lagere temperatuur gaan smelten en zo de kans op gladheid vermindert.

wintergladheid: strooien
Strooiwagens hebben het druk in de winter (Heidas).

Gladheid door vrieskou (bevriezingsgladheid)

De meest voorkomende vorm van gladheid, zowel in de winter, herfst als lente, is gladheid door (nachtelijke) vrieskou. Dit type van gladheid gebeurt via bevriezing en/of het opvriezen van natte weggedeelten en komt vooral voor bij heldere nachten. Wanneer het ‘s nachts helder is en er geen bewolking aanwezig is, kan de aarde al haar warmte uitstralen. Op die manier kan het snel afkoelen. Bewolking zorgt als het ware voor een “dekentje” dat boven de aarde hangt, waardoor de warmte wordt bijgehouden en het minder fel afkoelt.

In heldere nachten koelt het snel af en vergroot de kans op nachtvorst, vooral in de wintermaanden.

Heldere nachten vergroten dus de kans op nachtvorst en gladheid. Als de luchtvochtigheid laag is en de bodem droog is, zal dit niet vaak tot gladheid leiden. Als de bodem er echter nat bijligt, is de kans op gladheid veel groter. Natte weggedeelten kunnen in zulke gevallen makkelijk opvriezen, waardoor er zich ijsplekken kunnen vormen. IJsplekken zijn vaak zeer verraderlijk en soms ook onzichtbaar. Dat kan dus tot gevaarlijke situaties leiden!

Bij de bevriezing van natte weggedeelten ontstaat er zogenaamd “black ice”. Het vocht op de weg bevriest, maar voor de automobilist is dit heel dun laagje ijs praktisch onzichtbaar. Zulke zeer gevaarlijke situaties doen zich specifiek voor wanneer er zich ‘s avonds en ‘s nachts brede opklaringen voordoen nadat eerder een regenzone of bui passeerde. In zo’n situaties ligt het wegdek er vaak nog zeer nat bij en zorgt de nachtelijke uitstraling voor een snelle bevriezing van het wegdek, met op grote schaal ijsplekken tot gevolg.

wintergladheid: weg
Gladde wegen (bevriezing van natte weggedeelten). Dit type ijs is voor de automobilisten moeilijk herkenbaar omdat het zo transparant is. Doordat het ‘zwart’ van de weg erdoor gezien wordt spreekt men dan ook over ‘black ice’.

Aanvriezende mist (condensatiegladheid)

Als de luchtvochtigheid hoger ligt en er bovendien ook weinig wind staat kan er zich ‘s nachts ook mist vormen. Ook dat kan gladheid tot gevolg hebben, wanneer deze mist voorkomt in combinatie met vrieskou. Dan ontstaat er immers aanvriezende mist, waarbij de fijne waterdruppeltjes waaruit de mist bestaat kunnen bevriezen en zich ook kunnen vastzetten op de weg en/of autoruiten. In dit geval slaan bij nevelig of mistig weer hoeveelheden rijp dus neer op het wegdek, indien de wegdektemperatuur hetzelfde niveau als de dauwpunttemperatuur heeft bereikt. Gebeurt dit bij een wegdektemperatuur onder nul, dan spreekt men over aanvriezende mist. De chauffeur ziet in dit geval een eerder wit uitgeslagen weg voor zich.

Het ontstaan van mist is niet altijd even makkelijk te voorspellen en ook het onderscheid tussen mist en lage bewolking is vaak moeilijk. Mede daarom is dit type gladheid ook niet altijd even makkelijk te voorspellen. Nachten met een wisselende bewolking zijn tevens ook moeilijke situaties, aangezien we niet altijd kunnen voorspellen waar en wanneer de opklaringen dan het breedst zijn en waar de temperaturen blijven steken op 0/+1°C dan wel op 0/-1°C. Voor gladheid maakt dit een wereld van verschil!

Gladde wegen door winterse neerslag

Sneeuw, ijzel en uitsneeuwende mist

Het staat buiten kijf dat ook sneeuwsituaties gladheid met zich meebrengen. Ook dat kan vaak tot gevaarlijke situaties leiden, aangezien autobanden vaak weinig of geen grip hebben op een sneeuwoppervlak. Dit probleem wordt eveneens erger naarmate de sneeuw meer gecompacteerd raakt door het platrijden ervan door het verkeer. Door de dichtheid van de sneeuw ontstaat er een ijslaag die vaak nog meer glijdt dan droge sneeuw zelf.

Ook ijzel brengt vaak verraderlijke gladheid met zich mee. IJzel ontstaat wanneer sneeuw onderweg naar beneden smelt in een warmere luchtlaag, maar wanneer de bodem nog bevroren is. De neerslag bereikt dan als regen de grond, maar bevriest meteen wanneer deze de grond bereikt. Zo kan er zich een uitgestrekte ijslaag ontwikkelen op de grond, en dat leidt zeer vaak tot zeer gevaarlijke en spiegelgladde situaties.

Een typische situatie waarin ijzel ontstaat: de temperatuur ligt net boven nul op enige hoogte nabij de grond (‘positieve neus’), terwijl het oppervlak nog bevroren is.

Ook komt het af en toe voor dat er uitsneeuwende mist optreedt. Dit kan dan leiden tot een dun wit laagje. Uitsneeuwende mist ontstaat wanneer mistdruppels bevriezen. Hoe langer het mistig is en hoe kouder de temperatuur, des te groter de kans dat de mistdruppels veranderen in sneeuwvlokken.

Deze factor is moeilijker te voorspellen, omdat een deel van dit proces berust op puur toeval. Een echt dik sneeuwtapijt komt er via deze weg echter meestal niet van. Uiteraard kunnen de condities voor mist wel geanalyseerd worden. Dit gaat onder meer over de wind (die zwak moet zijn), als het weerbeeld (als er initieel vrij brede opklaringen zijn kan het goed afkoelen, en bovendien moet de lucht vochtig zijn).

Waarom zijn sneeuw en ijs glad?

In de wintermaanden komt gladheid vaak voor, zeker in situaties met sneeuw en ijzel. Maar waarom zijn sneeuw en ijs nu eigenlijk zo glad? Daar zijn verschillende verklaringen voor.

De meest gangbare verklaring luidt als volgt: wanneer een oppervlak in contact komt met sneeuw of ijs (bv. je schoen of een autoband) ontstaat er door de wrijving en druk een dunne waterfilm boven op de sneeuw of het ijs (door een kleine temperatuurverhoging), die voor extra smering zorgt en het oppervlak dus glad maakt, doordat er minder wrijving is. Daarnaast speelt de structuur en ordening van de ijsmoleculen ook een belangrijke rol voor het creëren van deze waterfilm.

Blijft de sneeuw liggen op de bodem?

Hoe kan je best een sneeuwsituatie voorspellen wat betreft accumulatie? Nagaan of de sneeuw effectief blijft liggen is dus uiteraard ook van cruciaal belang. Een aantal factoren spelen hierin een belangrijke rol. Allereerst is dat de neerslagsoort. Bij smeltende sneeuw zal de sneeuw bij contact met de bodem uiteraard snel smelten. Dit komt omdat in deze gevallen de temperaturen net te positief zijn om de sneeuw als droge fractie te laten vallen.

Ten tweede zijn de bodemcondities van belang. Om de sneeuw te laten liggen moet de temperatuur hier namelijk negatief zijn. Bovendien zal een natte bodem ook minder snel accumulatie toelaten, omdat de sneeuwvlokjes sneller smelten in contact met water dan bij een droge, bevroren bodem. Sneeuw die valt op het einde van een lange vorstperiode zal dus sneller blijven liggen dan sneeuw voorafgegaan door regen, bijvoorbeeld bij de doortocht van een koufront.

ijskristallen op takjes

Het belang van de condities zien we ook vaak terug. We zien geregeld dat bijvoorbeeld sneeuw blijft kleven aan sommige dingen (gras, auto’s, bomen, struiken), maar niet op wegen of opritten. Wegen en trottoirs slaan warmte-energie namelijk beter op dan gras en struiken, dus hebben ze ook meer tijd nodig om af te koelen dan dat bij vegetatie het geval is. Dit is algemeen het geval in een stadsomgeving. Bovendien blijven deze langer nat, omdat water minder snel in de bodem dringt.

Voor accumulatie kan uiteraard ook de intensiteit van de sneeuw belangrijk zijn. Allereerst kunnen hogere intensiteiten voor isothermie zorgen, zoals hierboven al besproken. Bovendien kan ook droge sneeuw makkelijker accumuleren bij hoge intensiteiten en/of langere duur, omdat de gevallen sneeuw dan minder tijd heeft om bijvoorbeeld te sublimeren.

Samuel

Door Samuel

Afgestudeerd fysisch geograaf aan de KU Leuven in de specialisatie weer- en klimaat. Ik ben professioneel omgevings- en klimaatexpert en ben actief geweest als klimaatwetenschapper aan de KU Leuven. Al van kinds been af ben ik bijzonder gepassioneerd door weer en klimaat. Binnen NoodweerBenelux ben ik vooral actief als weeranalist en schrijf ik artikels over weer en klimaat.


Verder lezen

Alles bekijken