Klimaatverandering (deel 3): Studie van het klimaat in het verleden
In een vorig artikel zagen we een chronologie van het klimaat in het verleden. De eerste weerregistraties startten ongeveer 150 jaar geleden. Hoe kan men dan het klimaat onderzoeken uit de middeleeuwen of vroeger? In dit derde deel van onze reeks gaan we hierop in.
Boringen op Groenland
De grootste bron van klimaatgegevens uit het verleden komt van boringen die uitgevoerd worden op de ijskappen van de Noord- en Zuidpool en in gletsjers. In deze zogenaamde ijskernen kan men ingekapselde luchtbellen aantreffen die meer informatie verschaffen over de samenstelling van de gassen in de dampkring duizenden jaren geleden. Hoe dieper ze dus boren, hoe verder men terug gaat in de tijd.
De oudste ijskern tot op heden geboord is een kern tot 800.000 jaar oud en heeft een lengte van 3.2 km. Deze werd bovengehaald op Antarctica. Momenteel zijn wetenschappers onderzoek aan het doen naar een plek op Antarctica waar een ijskern tot 1,5 miljoen jaar terug zou kunnen gaan.
Studie van het klimaat via andere bronnen
Jaarringen – Bomen hebben jaarringen. In jaren met goed weer groeien bomen meer aan dan in jaren met koud weer. Als men dus de ouderdom van een boom weet kan men ook een schatting maken van het weer. Soms kunnen in fossielen van bomen ook jaarringen gevonden worden.
Fossielen – Ook resten van dieren en planten kunnen iets vertellen over het klimaat. Hierbij gaat men uit van het feit dat soorten leven in bepaalde klimaten. Als je dus weet aan welk klimaat een soort aangepast is en de ouderdom van het fossiel weet, kun je ook het klimaat achterhalen op die locatie.
Kronieken – Uit recentere tijden kan men informatie afleiden uit kronieken over rampen. Ook archieven over voedselprijzen en scheepsjournalen kunnen meer vertellen over de klimatologische omstandigheden.
Sedimenten – Afzettingen van biologisch materiaal of ijs kunnen ook veel vertellen over klimatologische omstandigheden.